maandag 24 juni 2013

Elke ademteug





Het is wanneer ik achterom kijk
en een kind zie staan

wiens uitgestrekte hand naast licht grijpt
dat zich kwijnend aan de voeten hecht
voor het als schaduw groeit
ver boven frêle schouders

lippen beven zie
bij het proeven van de wind
die zwijgend ijs legt
rond een tere mond

of het stille neerhurken in duister
zonder venster

dat ik weet hoe krachtig
adem leeft



maandag 17 december 2012

Niets anders


 
 
Ik reikte ver over
naar wolken in water
zag hoe ze deinden

dichter bij mij 

om nèt buiten bereik
van mijn hand
te vervagen

mij bleef niets anders
dan leegte te dragen
in verlangen naar
 

dichter bij jou
 
                                  

Zuiderzon


 
Traag zoeken je vingers
het klavier van de accordeon
 
je huivert als verlangen klinkt
in de verweven tonen
die zingen wat jouw heimwee voelt
 
ik baad me in de melodie
waarvan de klank mijn stilte raakt
jouw zuiderzon verwarmt de kilte 

schamper kleingeld
op de bodem van een doos



Speeltijd


 
 
De zolder krijt vergeten uit
weeft er draden tijd tot stof
over kartonnen dozen
waarin de jeugd geborgen
ouder wordt

 zoals de tinnen trommelslager
in zijn houding lang verstramd
of de pop wiens tule bruidskleed
in vergelen is vergaan

ze leefden eens zo zij verbeelden
maar het spelen ging voorbij
 
vergleed

zoals de jaren
waarin zij het liefste waren



Ze keert


Haar zwijgen draagt een andere stilte
dan gisteren
toen bloesems voorjaar bloeiden 

nu keert ze woorden
om en om
zoekend naar de zin
van een gebroken lenteloot 

alsof de wind
enkel dorre bladeren
van bomen waait


                                       Kunstschilder Albert Ziëck
                                       Fotografie Wim Mintjes                                    

Huiver


Geef mij de warmte weer
de ogen van een kind
verwondering voor leven

breng me woorden
die gebroken wachten
tot de klank ze vindt

dep mijn wimpers
als de ochtend dauw
niet drogen kan

laat me niet achter
in de huiver
van mijn schaduw

Prikkeldraad



De treinen zijn lang weggerot
toch rijden ze nog menig nacht
hun gruwelritten naar de dood
echoën de schrille stemmen
en vertwijfeling in nood 

de barakken staan verlaten
muren uitgemergeld overeind
diep in geleden pijn gestoken
dromen in rook opgegaan
genadeloos gebroken

de deken van de tijd bedekt
het oog voor bergen blote lijven
gewassen door verraad
de wreedheid van de macht of
hoe rauw het naakt kan wezen
weet slechts stilte 
achter prikkeldraad
                                                                                                


                                  Kunstschilder Albert Ziëck -Fotografie Wim Mintjes