maandag 17 december 2012

Niets anders


 
 
Ik reikte ver over
naar wolken in water
zag hoe ze deinden

dichter bij mij 

om nèt buiten bereik
van mijn hand
te vervagen

mij bleef niets anders
dan leegte te dragen
in verlangen naar
 

dichter bij jou
 
                                  

Zuiderzon


 
Traag zoeken je vingers
het klavier van de accordeon
 
je huivert als verlangen klinkt
in de verweven tonen
die zingen wat jouw heimwee voelt
 
ik baad me in de melodie
waarvan de klank mijn stilte raakt
jouw zuiderzon verwarmt de kilte 

schamper kleingeld
op de bodem van een doos



Speeltijd


 
 
De zolder krijt vergeten uit
weeft er draden tijd tot stof
over kartonnen dozen
waarin de jeugd geborgen
ouder wordt

 zoals de tinnen trommelslager
in zijn houding lang verstramd
of de pop wiens tule bruidskleed
in vergelen is vergaan

ze leefden eens zo zij verbeelden
maar het spelen ging voorbij
 
vergleed

zoals de jaren
waarin zij het liefste waren



Ze keert


Haar zwijgen draagt een andere stilte
dan gisteren
toen bloesems voorjaar bloeiden 

nu keert ze woorden
om en om
zoekend naar de zin
van een gebroken lenteloot 

alsof de wind
enkel dorre bladeren
van bomen waait


                                       Kunstschilder Albert Ziëck
                                       Fotografie Wim Mintjes                                    

Huiver


Geef mij de warmte weer
de ogen van een kind
verwondering voor leven

breng me woorden
die gebroken wachten
tot de klank ze vindt

dep mijn wimpers
als de ochtend dauw
niet drogen kan

laat me niet achter
in de huiver
van mijn schaduw

Prikkeldraad



De treinen zijn lang weggerot
toch rijden ze nog menig nacht
hun gruwelritten naar de dood
echoën de schrille stemmen
en vertwijfeling in nood 

de barakken staan verlaten
muren uitgemergeld overeind
diep in geleden pijn gestoken
dromen in rook opgegaan
genadeloos gebroken

de deken van de tijd bedekt
het oog voor bergen blote lijven
gewassen door verraad
de wreedheid van de macht of
hoe rauw het naakt kan wezen
weet slechts stilte 
achter prikkeldraad
                                                                                                


                                  Kunstschilder Albert Ziëck -Fotografie Wim Mintjes                                            

Waterhymne




Daar waar de bron tot stroom ontspringt   
als een glanzend slakkenspoor
door  ‘t beekdal vliedt
vlij ik me aan een oever neer
om mijmerend mee te deinen
met het ritmisch waterlied

dat een vergleden tijd bezingt
waarin er molens wiekend
graaien naar haar kracht
en raderen gedreven
hamerbakken dwingen slaan
op lompen die door kinderhand
van vorm en knopen zijn ontdaan

het beekje murmelt wat van vezels
wiegende totdat ze zacht
op een raam worden geschept 

en hoe zijn stroming arbeidsmoe
terug te bedding is geëbd
 

de hymne kabbelt verder
rimpelt richting de rivier 

laat mij achter in gedachten
water
molens
en papapier

Als papavers wuiven

 
 

Moeizaam klim ik treden hoger                                                                          
lager ligt veel dieper dan verwacht
kracht stuwt maar steelt het vloeien
van de adem 

de laatst gezette stap schuurt
langs verzonken stenen
terwijl ik wankel
jaagt de nacht mijn schaduw 

stil turend door zijn venster
voorbij de grauwe velden
zie ik papavers deinen
langs de zomen van de wind 

mijn glimlach slaapt
terwijl de duisternis
me tot ze draagt

Zeeblik

 
 
 
Zie de zee gestaag het land verleiden
door haar lippen vochtig langs de rand
te strelen van het maagdelijke  strand
om daar in verzinken te verglijden
 
en hoe het avondlicht blozende brand
als de zon zich drenkt in de getijden
wolken nevels weven als verscheiden
duinen zwijgen in hun rust verzand
 
hoog op de keienkade zit een vrouw
haar doffe ogen dwalen urenlang
over de zee en het oneindig blauw
 
ze hoort het golvenlied als klaaggezang
schrijnend snijden in gevoelig rauw
en blikt verloren naar de ondergang